Kookboekpraatjes vullen gaatjes!




Als je vreemde mensen verzamelt, is New York de meest geschikte plek. Na New York, wed ik dat bijna elke groep, meestal mannen, willekeurig gekozen of niet, die samen moet werken aan boord van een schip, op de tweede plaats van vreemdheid komt.
Er was een ongeluk gebeurd aan boord van een vertrekkend schip van onze rederij. De tweede stuurman had op de verkeerde plek gestaan toen een strakgespannen kabeltros knapte. Het korte stalen scheepseinde kronkelde als een zweepslag over het dek en sneed door het gehele bovenbeen van de stuurman, als een slagersmes door een gekookte ham. De ongelukkige zeeman was al naar een smerig ziekenhuis afgevoerd ergens in Brooklyn, toen ik met Vito, de waterklerk, korte tijd later aan boord stapte. Mijn afdelingschef had besloten dat ik mee moest als back up i.v.m. eventuele taalproblemen. Het schip lag intussen weer afgemeerd aan de kant vanwaar allerlei autoriteiten en vakbonden het schip in volle sterkte geënterd hadden, zoals de Ruyter de zilvervloot. Er stond een peloton mannen in allerlei kleuren uniformen en andere gewichtige outfits om de scheepsleiding, op een brugvleugel naast het stuurhuis. Er waren zelfs twee in zwarte  neopreen pakken gehulde duikers in de groep. Vito, een kleingebouwde man van Italiaanse afkomst, gebruikte mij als een stormram om door die drom gewichtigheid een pad te banen, naar de hem reeds bekende gezagvoerder en meldde mij aan als een collega van het agentschap, zonder erop te wijzen dat ik een Nederlandse landgenoot was. 
Enige minuten later, tijdens de afrondende gesprekken, merkte de gezagvoerder in het Nederlands tegen zijn HWTK op, dat de gewonde stuurman zonder twijfel enige tijd in het ziekenhuis zou moeten blijven voordat aan repatriëring gedacht kon worden. "De arme donder zal het zonder bezoek moeten doen; hij spreekt te weinig Engels en kent hier geen hond", vervolgde hij. Dat was het sein voor mijn bijdrage. Tenslotte was ik de agent. En tenslotte had ik een opdracht. “Geen probleem, heren", interrumpeerde ik, "ik zal zorgen dat een Nederlands sprekende dominee of priester op korte termijn een bezoek aflegt. Ik zal die meneer zelf ook opzoeken”. Als door een wesp gestoken draaide de kapitein zich naar mij om. Er gebeurde toen twee dingen tegelijk. Hij blafte “Je spreekt Nederlands? Wie ben jij wel, godverdomme” en zich half op zijn hakken naar mij toedraaiend gaf hij mij met de rechterhand een keiharde oorvijg om het linkeroor. Van verbazing en met totaal onbegrip, hielden alle omringende gesprekken op. Alle uniformen staarden naar de gezagvoerder en mij, in afwachting van wat er nu zou gaan gebeuren. Zonder een spier te vertrekken, zonder over mijn bijzonder pijnlijke wang te wrijven of zonder zelfs met de ogen te knipperen, antwoordde ik, alsof dit allemaal de gewoonste zaak van de wereld was: “I am from the agency, Captain; I’ll arrange for a priest to visit your colleague as soon as possible”. Intussen overwoog ik in fracties van seconden of ik geen knietje zou ophalen in zijn witgebroekte kruis. Te laat. Helaas; zonder een woord van excuus, draaide de man zich om, wrong zich door de omstanders en verdween uit het zicht.
Op weg terug naar Lower Manhattan was het enige wat Vito over het gebeuren zei: “Very well done, Darius. We can’t use more shit today you know". Peinzend voegde hij toe: "The man does sometimes get somewhat grumpy. Capiche?” 
Het voelde als een Oscar.

Het bezoek aan de stuurman was geen succes. De dominee was niet van het soort kerk dat bij een schepeling van de Veluwe in de smaak valt. De verpleegsters waren waardeloos, de dokters slagers, het eten varkensvoer. En ik moest drie kwartier lang vragen aanhoren, van het soort wat ik zou vinden van A. het moeten copuleren met één been, of B. als ik een vrouw zou zijn, ik mij werkelijk zou laten dekken door een man met één been. Ik zette dat laatste beeld subiet uit mijn inlevingsvermogen en liet hem maar praten. Intussen poogde ik, zeeluihatend, de kakkerlakken te tellen die langs de vloerplinten renden.

(Meer vreemde mensen die mijn pad kruisten volgen)

Ik wens al mijn lezers een Prettig Kerstfeest en een Gelukkig Nieuwjaar



>> Mensen zijn maar mensen (1)