Kookboekpraatjes vullen gaatjes!




1995. Mijn standplaatskantoor in Lissabon, gelegen aan de voet van een steile, bebouwde heuvel, op een hoek aan de centrumzijde van een plein, bestond uit twee verdiepingen. Het eindstation van het treintje naar de noordwestelijke woongebieden en de stranden van de oude vissersdorpjes, lag tegenover het agentschap, aan het plein en de rivier. Als je de wijzerplaat van een klok voor ogen neemt, op 1700 uur en 1300 uur respectievelijk. Achter het station bevond zich een lange rij kleine loodsen waar vroeger de sinaasappelen, citroenen en groenten uit de Algarve werden gelost door kleine pendelscheepjes; voedsel bestemd voor de buik van Lissabon. Aan de andere kant van het station, naast de spoorlijn, de kustweg naar het vroegere vissersdorp Cascais.

Tussen 1500 uur en 1700 uur bevond zich een vroeg 20-ste eeuws marktgebouw in een vergane-glorie-buurt van groothandelaren, oud-papier-verzamelaars, obscure stripclubs, taxi-kroegen. En, niet te vergeten, shipchandlers en hun aanpandige opslagplaatsen, scheepsagenten en hoeren: drie beroepen (de handelaar in scheepsbenodigdheden, de cargadoor en de prostituee), die in mijn persoonlijke ervaring regelmatig in één vaste, denigrerende combinatie waarin de hoer altijd een vaste plek had, genoemd werden door reders en hun kantoortrawanten.
Tussen 1700 uur en 2200 uur liep een lange straat naar het drukke hart van de stad langs het net afgebrande gemeentehuis, geflankeerd door proviandwinkeltjes, gezouten-kabeljauw-specialisten, 18-de eeuwse marine gebouwen en -magazijnen, doorspekt met restaurantjes en cafeetjes, druk gebruikt door de vele kantoormedewerkers in de omgeving. Ook hier hielden een paar scheepsagenten en een shipchandler kantoor, verdeeld over een paar straatjes en panden, gelijk krenten in de pap.

Op 1100 uur stond een groot, vervallen douanekantoor, eens een mooi 19-de eeuws gebouw, vlak naast de veerpont naar de trieste woonkazernes, een scheepswerf en het overstapstation voor de trein naar de Algarve, aan de overkant van de riviermonding van de Taag. Een rommelig stuk lemen terrein, pal naast de rivier, vol kuilen en na regen veel modder, deed daar dienst als parkeerplaats.

Om dit beeld volledig te maken, zag je in het midden van het wijzerplaatplein, op het punt waar de wijzers draaien, een fiere bronzen hertog op zijn paard, die geluid-en bewegingsloos al 150 jaar niets stond te doen, totaal genegeerd door voorbijgangers en de in bochten piepende 100-jaar oude trammetjes, die van alle kanten een aanval leken te maken op de houwdegen.

Bijna alle gebouwen waren aan grootonderhoud toe, sommige waren verlaten; het geheel van deze ooit louche zeemansbuurt, waar de Fado zich ontwikkelde, maakte een shabby indruk. 
Ik was voor de zoveelste keer in mijn loopbaan in een nieuwe wereld van andere gewoontes en gebruiken gevallen, allemaal ingekapseld in de kleine kosmos van dat plein.
Het begon al om acht uur ’s ochtends, op de dag van mijn allereerste aankomst op het slordige parkeerterreintje aan het water. Dit was openbaar terrein, maar zich toegeëigend door een grofgebouwde oudere man met een gebiedend fluitje aan een koord om zijn nek, bungelend over een oud pursersjasje, dat nooit meer echt wit zou worden. Hij droeg een imposante luchtmaarschalkpet met een overdaad aan goudstiksels, die de Amerikanen scrambled egg noemen. De man had het gepokte gelaat van een kruisschoppende kickbokser, een indruk die versterkt werd door een neus die letterlijk zo groot en rond was als een fikse, spruitende knobbelaardappel, met de paarse kleur van een overrijpe aardbei. Later hoorde ik van een Engelse arts, dat dit een allergische reactie was die moeilijk te behandelen viel, geen alcoholisme. Dat geannexeerde terreintje was quasi eigendom geworden van Roer-ei-pet: zijn inkomen, zijn baan! Hij verdedigde dit zonder een dag te missen met alles wat hij beschikbaar had tegen indringers, voornamelijk de parkeerjunks en auto-eigenaren, die het in hun botte hoofd haalden niet te willen betalen. Toen hij mij die eerste dag dat ik naar mijn werk ging de toegang weigerde stapte ik uit om hem in vriendelijke, vloeiende gebarentaal, doorspekt met, naar ik hoopte Portugees klinkende Franse woorden, voor te liegen, dat ik aan de andere kant van het plein dagelijks iets heel belangrijks moest doen. Hij begreep geen donder van wat ik zei, alleen het briefje van 1000 Escudo's (fl10,-) dat ik in zijn hand duwde sprak de beoogde boekdelen. Dat briefje kocht mij een vaste plaats voor dat jaar, dankzij regelmatige kleine aanvullingen.
Op het tijdstip dat dit gebeurde was er in heel Portugal geen parkeermeter te bekennen, omdat de Belastingdienst bonnetjes eiste en daarom elektronische machines geplaatst moesten worden, die nog in ontwikkeling waren. 
De begane grond van het laat 19-de eeuwse gebouw, ooit van woonkazerne omgebouwd naar kantoor, werd aan de linkerzijde  ingenomen door een leenbank, naast de hoofdingang. Rechts, in het gebouw daarnaast, was een bar, met houten lambrisering, een hoog mooi gestuukt plafond, met de naam “British Bar”. Ik vond dat, als groentje in die buurt, geen goed begin, maar besteedde daar die eerste dag even geen aandacht aan. Want toen ik het halletje van het trappenhuis instapte, achter de groene ingangsdeur, struikelde ik tot mijn verbazing bijna over een mannetje aan een tafeltje volgeladen met schoenen, hakken, zolen, een leest, diverse gereedschappen en een houtskoolbrandertje gekroond met een gietijzeren potje hete lijm. Hij lachte mij vriendelijk toe en wenste goedemorgen: de koperen kopspijkertjes, die hij tussen de lippen hield leken net gouden tanden. Ik hoorde later dat veel van de naburige panden dit soort onbetaalde portiers hadden, die de plek gebruikten voor hun eigen huisnijverheid. Niet anders, in feite, dan Roer-ei-pet. Nu begreep ik waarom de vriendelijke ex-collega Hansson, een Zweedse ex-stuurman, ladingsinspecteur bij het zelfde Kopenhaagse bedrijf waar ik enkele jaren eerder werkte, als hij op inspectie naar Lissabon ging altijd enkele paren schoenen van hemzelf en collega’s meenam op reis: de kosten voor reparatie waren hier een fractie van die in Kopenhagen of Malmø. Het mannetje achter de tafel wist niet wie ik was, maar had zonder twijfel mijn schoenen een aantal jaren daarvoor al leren kennen!
Senior Darius,eu presumo? 

 

P.S. Sinds mijn eerste dag in dat kantoor, is er tot op heden bijna alles veranderd aan het beeld dat ik hierboven heb willen schetsen. Het gemeentehuis werd in record tempo prachtig tot in de oude staat hersteld. Er werd onder het station een gigantisch metrostation aangelegd. Het oude veerstation werd gesloopt en een moderne installatie werd naast het station gebouwd. Mijn oude kantoortje werd een kamer in het hotel, waartoe het hele pand en het pand ernaast verbouwd werden. De markthal is volledig gerestaureerd en gedeeltelijk tot Horeca-gebied ingericht. Allerlei soorten voedsel en drank zijn daar te verkrijgen, voor grazers en serieuze eters, zonder een keten als Mac o.i.d. te bekennen. Andere panden zijn ook allemaal opgeknapt en worden weer bewoond. Alleen die hertog staat nog te niksen, compleet met die ouwe trammetjes om zich heen, waartussen nu geluidloze moderne Duitse tramstellen met airconditioning voortglijden. 
(Wordt vervolgd)

 

 

English summer pudding
Deze in onze ogen bizarre "pudding" is eeuwenoud en in Engeland een geliefd, ooit seizoengebonden nagerecht of onderdeel van de Afternoon Tea of High Tea. Twee aparte eetmomenten in de Engelse cultuur, die in onze HORECA onwetend op één hoop gegooid worden. Seizoengebonden is het toetje onderhand niet meer, want diepgevroren zomerfruit, bosvruchten of gemengde rode en blauwe vruchten zijn algemeen verkrijgbaar. Dit is een fijn, eenvoudig, knutselgerecht waar het hele gezin mee kan helpen.


Voorbereiding

- Je hebt een puddingvorm nodig voor 6 tot 8 porties, met een inhoud van max 1 liter, waarvan de binnenwand vlak moet zijn
- Een schoteltje dat iets minder doorsnede heeft dan de bovenkant van de vorm en er iets in kan wegzakken

- Een half (wit) casino brood, zonder korst, dat je buiten de verpakking een of twee dagen oud moet laten worden
- 1 kg bevroren bosvruchten
- zachte boter
- 3 eetl suiker, of naar smaak. 

Dan het knutselwerk:

1 Smeer de binnenkant van de vorm goed in met zachte boter
2 Bedek de gehele bodem met een snede brood en snij overtollig opstaand brood voorzichtig weg. Als er onbedekte plekken zijn, die invullen met op maat gesneden stukjes brood, want je wilt geen lekkage
3 Plak 4 sneden twee aan twee tegenover elkaar tegen de zijkant van de kom, snij eventuele overlap weg en vul de vier open plekken naadloos met op maat gesneden driehoeken casino. Alle opstaande stukken moet goed aansluiten op de bodem. De bovenzijde van de staande stukken moet daarna horizontaal gesneden worden op ± 3 cm onder de bovenkant van de kom
Vervolgens:
4 Kook de vruchten snel op met de suiker, die volledig moet oplossen en sap laat vrijkomen (met weinig roeren, niet prakken of persen!). 
Proef op gewenste zuurgraad
5 Vul het broodomhulsel nu precies op tot de bovenzijde met de warme vruchten en sap
6 Leg een snee brood als deksel bovenop, alweer met bijgesneden driehoeken brood. Maak eventueel wat extra sap met de overgebleven vruchten en schenk dat over het brood, dat een rode kleur moet krijgen
7 Leg het schone schoteltje met de gebolde kant naar beneden op de brooddeksel, verzwaar het met een gewicht, bv. een vol conservenblik.
Laat de pudding een nacht in de koelkast stevig worden en dien op na voorzichtig uitstorten. Het brood (smaakt als cake) moet alles  bijelkaar houden zonder lekkage. Gebruik meer sap om alles mooi rood te kleuren. 
Steek er bij het serveren driehoekige porties uit en giet er lichtgeklopte room omheen

 


 



Plaats een reactie

Nog geen toevoegingen aanwezig.