Ik draaide nu permanent mee met de inregelmonteurs van de tankmotoren, die wegens de drie ploegendiensten van 8 uur ieder, plus 1 uur overlap, korter werkten dan ik. Dat was geen bezwaar want ten eerste gaf mij dat de gelegenheid de andere monteurs te leren kennen en ten tweede behield ik daarmee mijn ruime inkomen. Bij de monteurs waren er twee die in het leger hadden gezeten tijdens de oorlog in Algerije, oorspronkelijk als mecaniciens, maar hadden later moeten meevechten in de slag om Algiers. Beide mannen waren idolaat over hun commandant, General Massu, een bikkelharde militair, die zeer geliefd was bij zijn manschappen. Om de haverklap zei één van beiden, te pas of te onpas, als commentaar op dagelijkse gebeurtenissen: "On les aura", "We zullen ze wel krijgen". De uitleg was dat dit een uitspraak was van Massu tijdens "de opstand" in Algerije. Pas veel later ontdekte ik dat dit onzin was. Het was een uitspraak van Veldmaarschalk Pétain gedurende de Eerste Wereldoorlog. Een andere monteur was verzot op de wildezwijnenjacht en beloofde mij op een zondag in het seizoen mee te nemen. Helaas is het daar nooit van gekomen. Dit was later voor mij een aanmoediging, toen ik in de Provence woonde, om kleiduiven te gaan schieten (aardewerk schoteltjes). Een uitnodiging die wel doorging, was van een jonge monteur, die met een Pied Noire was getrouwd (Française geboren in Algerije, uit een familie die daar al generatieslang woonden). Deze mensen onthaalden mij op een enorme couscous, een gerecht dat ik niet kende. De Algerijnse Sidi Brahim wijn, die er ruimschoots bij geschonken werd, was de volgende dag de reden dat ik twee uur te laat op mijn werk verscheen.
Mijn vaste werkzaamheden waren intussen opgewaardeerd tot het helpen op- en aftuigen van de motoren en het oliën en vetten van bepaalde onderdelen. Mijn nagels en nagelriemen waren al weken niet meer schoon te krijgen van de smeer, wat erg interessant stond. Mijn Solexje draaide overuren tijdens de tijden dat ik vrij was. Vele tientallen kilometers legde ik kriskras door Parijs af, genietend van alles waar Jan Brusse, de bekende journalist, op radio en televisie boeiend en met humor over kon vertellen. En nog veel meer! Ik dronk eindeloze kopjes koffie: op terrasjes, in interessante gebouwen of hotels (wel duur, maar altijd een ervaring), in parken bij kiosken, in cafeetjes die er gezellig uitzagen. Als het warm was een biertje of Perrier met muntsiroop. Meestal lieten de mensen hun kranten achter als zij weer opstapten van hun terrasje en dan probeerde ik in zo'n tweedehandskrant tenminste één artikel begrijpend te lezen. Op die manier werd ik ook bekend met de New York Herald Tribune, de eerste internationale, Engelstalige krant van Frankrijk. Ik kocht de krant soms van rondlopende Amerikaanse jongelui, die Europa "deden" en de krant uitventten om wat geld te verdienen. Het was intussen juni geworden en aan het einde van de maand juli zou mijn werkvergunning aflopen. Geen haar op mijn hoofd piekerde er over om naar Nederland terug te keren en plannen om druiven te gaan plukken of ander vakantiewerk te zoeken maalden door mijn hoofd. De Herald gaf mij een idee. Maar toen ik mijn aanmeldde als straatverkoper bleken er al "875 wachtenden vóór u" te zijn. Bovendien kreeg ik zonder omwegen, op onvriendelijke toon, van een norse vrouw met een knotje in haar nek, aan het loket te horen, dat ik vóórdien maar beter Amerikaan kon worden; autrement pas de chance! Dat was duidelijk. Zij had mij daarmee wel op een idee gebracht. Als Amerikaanse jongens een natuurlijk voordeel hadden bij een Amerikaans bedrijf, dan konden Nederlandse jongens vast wel bij een Nederlands bedrijf terecht. Een bezoek aan het consulaat, waar ik bij toeval de enige "klant" was toen ik binnenliep, en de vriendelijke dame achter het loket dus even tijd voor mij had, resulteerde in een lijstje van mogelijke doelwitten. Nadat ik de KLM, Philips en enige andere beursgenoteerde bedrijven had doorgestreept als "onrealistisch", begon ik aan een tocht om te onderzoeken of er iemand was die mij kon helpen.
Ik had een boffie: mijn eerste bezoek aan een klein reisbureau, bijna naast de Opéra, was een schot in de roos.
Wordt vervolgd
Mafalda en de afscheidslunch
Onze lieve, chaotische, charmante, vergeetachtige regelnicht Professora Mafalda (zie: Het wonder van Fátima) heeft er de brui aan gegeven. Na meer dan 30 jaar gewerkt te hebben als lerares Frans en Portugees aan een Portugese school voor voortgezet onderwijs, en Portugees als onderdeel van het inburgeringsproces voor buitenlanders, is zij alles zat. Onderbetaald in salaris, onbetaalde verplichte extra uren, teruggeschroefde schoolsubsidies, lekkende plafonds, losliggende vloeren, onvoldoende verlichting, gekoppeld aan een crisis die nu eindelijk in volle hevigheid is losgebarsten, ziet zij het niet meer zitten. Haar pensioen van nog geen 1000 euro per maand, waar men haar nog eens 20% van wil laten inleveren om aan de eisen van de Trojka te voldoen is voor haar, als voor iedere andere kleine man of vrouw in dit land, een ondraaglijke last geworden. Volgende week vertrekt zij naar Toronto, waar haar zoon een leven probeert op te bouwen als zanger met een Engels/Portugees repertoire, in Oude-van-Dagen-Tehuizen en Portugese clubs. Zij gaat proberen een baan te vinden als lerares Frans of Portugees in de Portugese migrantengemeenschap aldaar. Haar flatje afgesloten, haar auto verkocht om een ticket te kunnen kopen, vertrekt zij met haar kat en 20 kilo eigendommen. Of zij mág lesgeven, of inderdaad een verblijfsvergunning kan krijgen heeft zij niet over nagedacht: alles liever dan creperen in haar geliefde Portugal.
Op zaterdag voor Pasen hebben wij een afscheidslunch voor haar en een paar favoriete oudleerlingen georganiseerd, die klonk als een klok. Een buffet met gestoofde Portugese varkenswangetjes, Nederlands gehaktbrood met een Chileense tomatensaus, een Engelse steakpie, een schaal Franse gratin Dauphinoise en een Deense komkommerring met garnalenconcoctie (Zie: Agurkerand). De uitgebreide selectie nagerechten die volgden, hield het gezelschapje van 13.30 tot 19.30 aan tafel.
Gratin de pommes de terre á la Dauphinoise
Dit aardappelgerecht is een van de vele honderden aardappelgerechten van Frankrijk, dat veel gekopieerd wordt. Terecht. Het past bijna overal bij en heeft een extra dimensie door de room en knoflook, waarin de aardappelen gaar worden. Ik was verantwoordelijk voor de wangetjes en de pommes Dauphinoise, vanwege mijn versie van bereiding. Toen enkele jaren geleden een logé poneerde dat zij absoluut weigerde om artisjokken te eten, omdat "dat vreselijke dingen zijn", heb ik bij het maken van mijn pommes D. de volgende dag als test twee blikjes artisjokharten uit de keldervoorraad geopend, de harten gehalveerd en om en om tussen de aardappelpartjes gelegd. De vriendin heeft nooit gemerkt dat artisjokken in het gerecht verwerkt waren en vond het "hartstikke lekker". Sindsdien maak ik de aardappelen á la Dauphinoise altijd op deze wijze klaar. Er is ook een variant met kaas: á la Savoyarde. Een volgende keer de wangetjes.