Kookboekpraatjes vullen gaatjes!




In een eerder stukje (Het wonder van Fatima]) heb ik al eens verteld dat onze lerares Portugees, Professora Mafalda, op een dag vertelde dat zij een leuk plan had: met alle leerlingen een bezoek brengen aan een tehuis voor ouden van dagen, om de ouwetjes wat vertier te bezorgen. Ik gebruik het ouderwetse, voor sommigen misschien denigrerende woord voor verzorgingstehuis met opzet, om de sfeer van morsige nep-persjes op tafel, thee met voetbad en een geur van boerenkool van eergisteren, gemengd met een dikke zweem odeur d’urine van vandaag, te benaderen. Daarvoor leerden we avonden lang Portugese kinderliedjes, die weinig bijdroegen aan de normale structuur van het leerprogramma, maar wel tot algemene hilariteit. Helaas nam die vrolijkheid snel af toen er een datum geprikt was voor het bezoek en de ene na de andere leerling het liet afweten met onduidelijke excuses. Van de 28 cursisten, bleven slechts vier over, die eveneens geen zin hadden maar loyaal waren aan Mafalda, die zelf overborrelde van enthousiasme.
Op een zaterdagmiddag tegen de Kerst arriveerden wij bij een groot oud huis uit de jaren ’20 van de vorige eeuw, met een grote tuin zonder enige opsmuk, behalve een goed geschoren, tapijtachtig grasveld met een mooie oude palmboom in het midden. Het huis zelf zat goed in de gele verf, wat een zonnige indruk maakte. Dat zonnige viel bij het openen van de voordeur van mij af toen de walm van binnen mij vol in het gezicht raakte, vóór ik de drempel over was. Dit was een Lar; tehuis in het Portugees. Een opbergplaats voor oude mensen! Naast de voordeur, in het huis, hing een klapper aan de muur. Omdat we even niet door konden lopen omdat een rolstoel klem zat tegen de trap, bladerde ik snel de in plastic gehulde A4‘tjes door. Een reglement, openings- en bezoekuren, lijsten met stempels van diverse inspecties van diverse instanties, een foto met informatie over de wettelijk beherende arts, die 78 bleek te zijn, en prijslijsten voor bewoners. Een bed in een kamer voor vier tot vijf personen bleek € 25 te kosten per dag, inclusief eten, drinken en verzorging. Kamers met twee bedden waren iets duurder (hoeveel kon ik in de gauwigheid niet zien). Uit de informatie over het personeel zag ik dat er een vaste kookster en hulp was, en telde ongeveer tien andere medewerkers. De hoofdverzorgster begroette ons hartelijk en wij volgden haar naar binnen. Toen ik de Spartaans bemeubelde, ijskoude woonkamer binnenliep, telde ik in totaal ongeveer 30 bewoners (zij die niet bedlegerig waren), die allemaal in een verschillende leunstoel zaten of lagen, naast elkaar tegen drie muren geschoven in U-formatie. De stoelen hadden zij mee mogen nemen uit hun eigen woning. De ruimte in het midden was loopruimte voor het personeel, de vierde muur was in gebruik door twee aangeschoven tafels. Op de tafels stonden koekjes, kannen met water en sap, een batterij glazen en bekers. De bewoners waren er in alle maten en soorten. Tussen 60 en 98 jaar oud, twee vrouwen met stompjes been, onder en boven de knie afgezet, mensen die lagen te kreunen alsof ze aangeschoten wild waren, een mensje dat zo dement was als een deur en een permanente redevoering hield tegen zichzelf. Ik ging met enige tegenzin zitten in de armelijke stoel die mij aangeboden werd, onzeker van de natte plek in het versleten pluchen zitvlak. Een opgewekt vrouwtje naast mij, die helemaal “bij” was, ondanks haar 90 jaren, kletste verheugd, met mij maar was bijna niet te verstaan omdat zij geen tand in haar mond had. De enige inwoner die stond was een man van uiterlijk begin 80, die vertelde dat hij op het punt stond op te stappen om met het kerkkoor te gaan oefenen. Hij gaf mij een hand en dankte mij voor mijn bezoek, ofschoon we nog niet gezongen hadden. Had hij even geluk! Toen hij weg was vertelde de mama-san mij dat hij slechts 58 jaar oud was en de jongste bewoner.
Ik voelde mij zeer slecht op mijn gemak in die onderwereld en wachtte met kromme tenen tot Mafalda het voortouw zou nemen. Even dacht ik daarbij een visioen te hebben zelf tussen al die mensen te zitten in mijn eigen wrakkige fauteuil, maar raakte weer in de realiteit toen Professora ons aankondigde.
(Wordt vervolgd)

Groene vlooien en tuinbonen
Ik heb al eerder iets geschreven over Portugese rijst in het algemeen en Arroz de tomate in het bijzonder (Bevrachting 3/mei 2013). Toen had ik het ook over Noorderlingen die het gek vinden, dat rijst en aardappelgerechten tegelijkertijd worden geserveerd in Portugal (en Spanje). "Zijn er dan geen groenten?", vragen zij zich af. Mevrouw Darius en ik rijden iedere zondagmorgen naar een boerenmarktje over de heuvel waar wij wonen en struinen een uur lang alle stalletjes af van lokale mensen boertjes die een lapje grond bezitten en op dat marktje die dag hun overschot aan producten verkopen. Ook nemen zij vaak fruit of groente mee van buren of dorpsgenoten, die te oud zijn of te weinig hebben om een tafel te vullen. Natuurlijk zijn er ook handelaren, die de niet-lokale import- of streekproducten aan kunnen bieden, zoals worstsoorten, brood, geroosterd speenvarke en kaas en wijn. Wij kopen altijd verse eieren, die die ochtend zijn gelegd en vaak nog gewassen (ontpoept) moeten worden. Er zit een man die bijna altijd verse radijs heeft, niet alleen de bolletjes, maar ook in de vorm van een 30 cm lange wortel. Als de groene asperges komen, waar men algemeen gek op is, is er altijd wel een man die een of twee bundels prachtige witte asperges heeft uit eigen teelt, die de Portugezen juist niet aanspreken. Voor een koopje, (hier schrijft een Hollander!), van ons worden. Prinsessenbonen zie je hier nooit, snijbonen zijn echter wekenlang volop verkrijgbaar. Helaas is de basisgroente van een nationaal gerecht slechts beperkte tijd vers te verkrijgen. De tuinboon. Tuinbonen, die in ons gezin nooit geliefd waren, behalve door mijn vader, die deze gedrochtjes aansprak met de Marineterm (?): vlooien of groene vlooien. Zij kwamen altijd zo uit het kokend water op tafel, gemengd met een handje gehakte peterselie, and that was it. Ik heb, na de periode als kind dat ik op deze krengen pruimend nauwelijks het toetje haalde, gelukkig nooit meer tuinbonen voorgezet gekregen. Toen dat een jaar of tien geleden in Portugal wel gebeurde, ontdekte ik dat deze heerlijke groente anders op tafel kan komen dan alleen maar uit het water, zoals naar mijn weten in Nederland algemeen gebeurt. Het recept is gemakkelijk en snel.


Favas guisadas/gestoofde tuinbonen op Portugese wijze
Voor 4 personen

500 - 600 gr verse, gedopte tuinbonen of uit de diepvries
1 grote gesnipperde ui
2 - 3 fijngesneden tenen knoflook
± 125 gr speklap, in blokjes
± 125 gr mager spek, in blokjes
± 125 gr dikke plak (gekookte) ham, in blokjes
200 - 250 gr chouriço, knoflookworst, bloedworst, stuk gerookte ham, eventueel een mengsel van 2 of 3 soorten. Gebruik GEEN Hema of Unox rookworst. Die soort is te papperig, tenzij eigengemaakte van de slager, die normaliter steviger (en lekkerder) is. Snijd alles in blokjes.
Handje grofgehakte koriander
Scheut olijfolie
Peper en zout
2 Laurierblaadjes
Glas witte wijn
± 3 - 4 dl water
In de olie de speklapblokjes uitbakken tot knapperig. Tegen het einde van dit proces de ui en knoflook toevoegen en zacht laten worden. Voeg vervolgens alle andere ingrediënten toe (behalve peper en zout) en water tot alles net onderstaat. Breng aan de kook. Stoof 20 tot 30 minuten of tot gaar. Schep het gerecht intussen 1 tot 2 keer om. Wanneer klaar om op te dienen vis je er de blaadjes uit, voeg je peper en zout toe en eventueel nog wat koriander.
Serveer met rijst (Arroz de tomate is perfect)



>> Vuurwerk
Burengerucht <<
Plaats een reactie

Nog geen toevoegingen aanwezig.