Ik was wat triest, die week voordat ik op chique zou gaan wonen in de Rue Aubert, op drie passen van de Opéra, Café de la Paix en Au Printemps, het beroemde Parijse warenhuis. Dat kwam omdat mijn trouwe Solex de geest had gegeven. Ik zou gezworen hebben dat ik er intussen een afstand mee had gereden gelijk aan die tussen de aarde en de maan, maar dat is natuurlijk overdreven. Nog geen dag nadat ik de personeelsafdeling had medegedeeld dat ik op de laatste dag van juni mijn laatste loonstrookje wenste, gaf de as van de motor-overbrenging naar het voorwiel er de brui aan en brak het motortje af, na eerst de voorband gescheurd te hebben. Gelukkig was ik vlak bij de fabriek, waar monsieur Solex mij op een stemmige begrafenistoon, na een vakkundige inspectie, informeerde: "Il est mort, mijn beste Moulin; zo dood als een pier". Ik dacht werkelijk dat ik een traan bij de vriendelijke man zag opwellen. Gelukkig had ik mij al gerealiseerd dat ik, zo diep in het centrum van Parijs, intensief van de Metro gebruik zou moeten gaan maken, wat geen straf was. Ik droeg ter plaatse het stoffelijk overschot van Solex over aan Solex en gaf hem de volgende dag een fles Pernod cadeau, omdat ik vond dat hij het slechtste eind van de deal had. Enkele dagen daarna zeulde ik mijn koffer per Metro naar Rue Aubert nr.13.
Van Madame la Concierge kreeg ik de sleutels en de aanmaning vooral geen dames te ontvangen na tien uur 's avonds. Zij zag mij aankomen door het het loketruitje dat was aangebracht in de zijwand van haar woonkamer, waardoor zij 24 uur per dag kon zien wie het pand betrad of verliet. Big Brother á la lettre! Het grote slot in de zware groene deur naar de binnenplaats maakte waarschuwende herrie bij het sluiten. Het zoemende elektrische mechanisme, dat werd bediend door het knopje "openen" en een roestige trekdraad, was zelfs nog luider. In de maanden daarna zou ik tientallen Parijse conciërges ontmoeten, die als Cerberus, de helhond, waakten over het hun toegewezen stukje stad. Verreweg de meesten waren oudere vrouwen met veel haar op de tanden, schelle stemmen en katoenen schorten. Ik kwam conciërges tegen, die als roofvissen onder het zand op hun prooi, postbodes en loopjongens comme moi, lagen te wachten om uit het niets te verschijnen en je vervolgens nors uit te horen wie je was, waar je naar toe wilde en wat je kwam doen. Er waren vriendelijke types bij, die met je meeliepen om te wijzen waar je moest zijn en dan vaak bleven rondhangen, om met stofzuiger-oren informatie te vergaren voor een volgende roddel. Er waren er bij die de godganselijke dag met een bezem hun cour, de binnenplaats, aan het vegen waren, louter uit verveling. "Mijn" conciërge was een lieve, jongere vrouw, die mij geheel met rust liet, behalve als ik een praatje probeerde te maken met haar aantrekkelijke 16-jarige dochter. Dan verscheen zij als een geest uit de fles om haar te manen haar huiswerk te gaan maken. Het werd tijd wat vrienden en vriendinnetjes op te scharrelen in deze stad!
De kale houten trap naar de vijfde verdieping, het domein van de ouderwetse chambres de bonnes, de dienstmeidenkamers, die toegewezen waren aan de diverse appartementen, lag pal naast haar loket. Als ingebouwd alarm kraakten bijna alle treden en zelfs nadat ik, als gezonde Hollandse jongen had uitgevonden welke niet, (je weet immers nooit wanneer zoiets te pas komt om regels te ontduiken!), was wat gestommel niet te vermijden. De lange gang onder het zinken dak, dat die zeer warme zomer voor tropische hitte zorgde, de verveloze deuren, de eenzame deur van het communale toilet, waar iemand hevig broekhoestend bezig was en de roestige metalen wasbak daarnaast, deden mijn hart even zinken. Een kort onderzoek wees verder uit dat er geen bad- of douchegelegenheid aanwezig was: vive La niet zo zoete France! In mijn mansarde, achter een groengebladderde deur, met een opgeplakt etiket "Messieurs Ruïz", stond een koperen ledikant, dat mij nu een 'Allo, 'Allo-achtige herinneringsimpuls geeft. Compleet met matras en schoon beddengoed, en verder een linnenkast van triplex en een tafeltje met stoel. Er hing een eenzaam peertje van 60 watt aan het plafond te schemeren. De houten vloer was, vreemd genoeg, al vele jaren goed in de boenwas gehouden, rook naar terpentijn, glom en was schoon. Boven dit spartaanse alles, als in een scheepskajuit, stak uit het zink in het plafond een steekraampje, voor licht en lucht. Ik was best tevreden: ik had een baan en beleefde een avontuur. Het dictee Frans van mijn laatste leraar Fritsche, met als onderwerp Sous les toits de Paris, werd een werkelijkheid. Veel van mijn betere Steenkolenfrans had ik aan hem te danken.
Toen ik die nacht naar de wc moest, kwam ik er achter dat er geen bril was en de smerige urinerand mij geen keuze gaf, behalve op z'n Indisch, met schoenen aan, djongkok (gehurkt) over het porselein te poepen. Pas toen het te laat was ontdekte ik dat iedereen werd geacht zijn eigen papié de plé mee te nemen.
Gelukkig werkte het kraantje boven de wasbak.
(Wordt vervolgd)
Fruit and nut loaf
Gedroogde vruchten en noten, overal vandaan, werden al vóór de vroege Middeleeuwen verhandeld. Logisch, want dit voedzame product was gemakkelijk te bewaren voor wanneer er geen verse levensmiddelen beschikbaar waren. Tot op de dag van vandaag zien we dat terug in vaste combinaties van vlees en zuidvruchten. Denk aan bv. varkensvlees met appelen of abrikozen en de gewoonte tutti frutti te wellen, te koken en te serveren i.p.v. groente. Ook zie je dat in oorspronkelijk Engelse vleesgerechten met zuidvruchten, in de loop der eeuwen vlees vervangen is door suiker en/of meel en je nu liever over een nagerecht spreekt. (Christmaspudding, mince meat pies e.d.)
Het hieronder beschreven vruchtenbrood is zo’n overblijfsel uit de tijden van Henry de Achtste; oorspronkelijk een soort gehaktbrood, nu voor bij de Afternoon Tea (die ten onrechte bijna overal in Nederland foutief High Tea genoemd wordt).
Neem:
150 grm ieder: gekneusde (gepelde) paranoten (driehoekig en keihard), halve walnoot “hersentjes”, en glacé kersen (neem de echte en de duurste!)
100 grm ieder: gehakte, halfdroge abrikozen en pruimedanten
75 grm ieder: gehakte rozijnen of krenten en sukade
Daarnaast:
75 grm meel en idem bruine suiker. 1/2 theel bakpoeder, 1 theel vanille essence, 3 eieren en geraspte citroenschil en sap van 1 citroen.
Verwarm de oven vóór op 150 C
Meng alle vruchten en noten
Klop de andere groep samen tot een glad beslag
Meng beslag en vruchten en noten zorgvuldig
Knip stukken bakpapier in de vorm van je bakblik, besmeer met boter aan beide zijden en beplak de binnenkant van een 20 cm bakblik; giet het mengsel in het blik en bak ± 120 minuten.
(Wonen in Frankrijk)