Kookboekpraatjes vullen gaatjes!




De zes eigenaren hadden op aanbeveling van een bevriende makelaar als eerste stap een bekend advocatenkantoor in de hand genomen, om het Stadskantoor te overtuigen van het feit dat de huisjes niet illegaal kónden zijn, omdat de ambtenaren zelf jarenlang geld hadden besteed aan verbetering en onderhoud. Dat gebeurde toch niet zomaar? Tegelijkertijd moest onder hun aandacht gebracht worden, dat het hoogst onredelijk was om verhuurders op te schepen met torenhoge financiële verplichtingen, voor een huurinkomen van broodkruimels. De advocaten zouden hun best doen, maar verder dan een paar lamme gesprekken en een traditionele lunch met de burgemeester en zijn architecten, zonder inbreng van keiharde feiten of nieuwe ideeën, kwamen de heren niet. Wel stuurden zij rekeningen op basis van €300 per uur. Er bleef nog maar één mogelijke oplossing: faillissement. Het nieuws  daarna, van een nieuwe, totaal vernieuwde huurwet die zou worden aangenomen, kwam daarom bij de eigenaren aan als een klap in het gezicht met een natte dweil. De wet was te laat en loste nauwelijks het probleem op van zittende huurders ouder dan 65. (De enige, helaas onpraktische oplossing, zei één van de advocaten vals, was een doos vergiftigde bonbons met Kerstmis!) De accountant werd verzocht onmiddellijk langs te komen voor een advies hoe het best aan het financiële wespennest te ontsnappen.
Ieder bedrijf in Portugal, hoe klein ook, is verplicht een externe accountant aan te stellen voor het waarborgen van de wettelijke standaard van boekhouding en het correct, gecertificeerd indienen van aangiften. Zo ook de samenwerking waarin de zes verenigd waren. Zelfs als een bedrijfje in opbouw is en geen cent omzet heeft, moeten maandelijkse(!) nul-aangiften op die wijze uitgevoerd worden, waarvoor een standaard minimumvergoeding geldt van €200 per maand(!) Dit systeem, ontworpen door politici, die net als accountant Salazar voornamelijk uit die wereld kwamen, zou belastingontduiking moeten tegengaan en vooral, volgens boze tongen, het leven van politici ná de ambtstermijn gemakkelijk maken, terugkerend in de schoot van hun eigen kantoor. Het komend geluk van gefundenes Fressen, de gemakkelijke prooi.
De jonge energieke Zé, accountant van het zesmanschap, hoorde het verhaal aan en schudde het hoofd. U heeft een goede advocaat nodig, zei hij. Iemand die gespecialiseerd verstand heeft van dit soort zaken; meer verstand dan de ambtenaren, die vaak maar wat aan rotzooien en hun eigen leuke plannetjes uitvoeren, zonder zich te hoeven storen aan realiteiten van de echte wereld. Zonder een reactie van de partners af te wachten trok hij zijn mobieltje en sprak kort met iemand die hij Chico noemde. Kunt u een uurtje koffie drinken? Mijn jeugd- en rugbyvriend komt meteen; hij is als vastgoedadvocaat gespecialiseerd in huurzaken. Hij beheert een familie-portefeuille van over 200 appartementen, huizen, winkels en ander vastgoed voor zijn grootvader en vader en is, denk ik, bereid om u te helpen. Hij werkt alleen, vanuit een kantoortje met zijn broer, die vastgoedmanager is voor dezelfde portefeuille. Voor Chico is dit soort problemen een sport.
Minder dan een uur later stapte een in leer geklede, sportief ogende man van een zware motorfiets vóór de plaats van samenkomst. Hij was een jaar of 38, had een modieuze ongeschoren-look van enkele dagen. Toen hij zijn lange, antieke, leren motorjas en handschoenen uittrok bleek hij, tot schrik van enkele partners, een kostbaar blauw met krijtstrepen Armani-pak en een even duur overhemd te dragen. Het enige dat uit de toon viel waren zijn broekspijpen, die haastig in leren motorlaarzen waren weggepropt. Dat beloofde niet veel voor zijn rekeningen! Hij omhelsde zijn vriend Zé en zij wisselden enkele woorden over echtgenotes, kinderen en de a.s. competitiewedstrijd tegen een rugbyclub uit Porto. Toen werd hij voorgesteld aan de partners en kreeg een snelle samenvatting van de problemen. De accountant nam daarop afscheid. Zijn laatste woorden waren: Chico heeft een antiekwinkel in de stad als hobby. Vergeet u niet daar eens te gaan kijken. 
De laatste brief van het Stadskantoor werd overgedragen aan de jonge advocaat, die hem zorgvuldig begon door te lezen. Niemand sprak. De stilte duurde een paar minuten, voordat Chico iets zei. Wát hij zei deed kreten van opgeluchte verbazing opgaan. De dames en heren hebben zich vergist met de door de E.U. opgelegde weerwoordperiode. De schrijver hiervan heeft u te weinig tijd gegeven, in werkdagen, (hij benadrukte het woord werk), om tegenargumenten te geven; omdat die periode nog niet verlopen is, is die uitspraak niet definitief. We hebben nog...., hij telde even mentaal, .... 82 uur om dat alsnog binnen de wettelijk periode te doen. Er werd hevig instemmend geknikt. Toen iemand benepen vroeg wat zijn uurtarief was, wuifde hij een antwoord weg: eerst heb ik twee full time vrijwilligers nodig om mij per direct te helpen. We hebben veel tijd tekort. Het financiële deel doen we later wel.
En zo geschiedde.
(Wordt vervolgd)

 
Huzaren- en Waldorfsalade, saté-ersatz en meer onzinnigs
Onze welvaart heeft ervoor gezorgd dat veel traditionele gerechten verdwenen zijn of onherstelbaar verminkt. Omdat slagers vaak niet meer zelf uitbenen, zijn de vroeger altijd aanwezige stukjes speciaal vlees alleen nog maar op bestelling te krijgen en daarmee vrijwel van het toneel verdwenen. Kalfstong bijvoorbeeld. Of niertjes en ossenstaart. De aanwezigheid van het kleinste vetrandje doet een paniek uitbreken bij de consument alsof het om strychnine handelt. Iedere fijnproever van een goed stukje vlees weet dat een afgehangen, in boter gebakken biefstuk beter smaakt dan zogenaamd vers, maar goedkoper vlees. Verder heeft de industrie een smaak-vervlakkende invloed op bijna alles wat  men op de markt brengt, in de naam van winst en drijvend op de onkunde van de consument.  
De producent is doodsbang voor het "wat de boer niet kent, dat vreet 'ie niet"- effect van zijn producten. Vorige week zag ik een documentaire over ossenstaartsoep waarin geen gram ossenstaart verwerkt wordt (wel een smerige vleesbrij) en nu een nieuwe naam krijgt, omdat de voorgenoemde "boer" sowieso geen ossenstaart wil eten. Ik zeg dit met excuses vooraf aan de  veeteler die deze woorden leest en misschien stadse minachting denkt te proeven in mijn gebruik van de oude uitdrukking. Die echter perfect beschrijft wat het probleem is. Ik spreek wél met minachting over diegene, die mij saté van de haas probeert aan te smeren op zijn menu of verpakking: haasbiefstuk is smakeloos en heeft een verkeerde structuur voor dit gerecht, heeft geen spatje eigen vet om bij het grillen extra smaak toe te voegen en wordt, buiten de Indische keuken-keuken niet, nauwelijks of slecht gemarineerd, zo men zelfs beseft dat dat nodig is en welke oorspronkelijke ingrediënten daarvoor gebruikt moeten worden. Saté babi, varkensvlees, moet van een doorregen nekstuk gemaakt worden en niet, alweer, van de varkenshaas, die niets toevoegt (behalve aan de prijs) en alleen maar weglaat.
Nog een willekeurig voorbeeld: je moet gedegen oppassen als je in een eetgelegenheid een waldorfsalade bestelt en verwacht iets voor je neus te krijgen dat redelijk overeenkomt met het klassieke gerecht. Het oorspronkelijke, fijne gerecht bestaat uit selderie, appel, walnoten en echte mayonaise. En, ooit, in een later stadium aan het recept toegevoegd, kippenreepjes. Nu krijg je 9 van 10 keer een grote smakeloze kippenborst, met wat sliertjes bladsla en wat krenten, overdekt met een kwak slasaus. Niets is verder van de waldorfwaarheid.
Het toppunt van viezigheid op ons nationale streetfoodmenu is een wangedrocht dat meestal uitgescholden wordt voor huzarensalade. Een goedkope, kleffe zure massa van aardappelpuree met gekleurde spikkels, slappe sla, overtrokken met een geelwitte laag van een chemisch samengestelde brij die mayonaise moet voorstellen en plakjes uitgedroogd ei. Smakelijk eten!
Maar niet voor mij. 

(Meer over huzarensla in mijn volgende blog) 

 

 

 

 

 

(Wonen in Portugal)



Huurders (3) <<
Plaats een reactie

Nog geen toevoegingen aanwezig.